De behandeling van patiënten met chronisch nierfalen al dan niet met nierfunctievervangende therapie is complex waarbij verschillende problemen spelen. De behandeling van mineraal-botstoornissen, die onder andere bestaan uit afwijkende waarden van calcium, fosfaat, vitamine D en PTH, is daar een goed voorbeeld van. In deze cursus zullen we de behandeling hiervan toelichten, waarbij de recent verschenen richtlijnen (bij chronisch nierfalen en na transplantatie) de basis zullen vormen met voorbeelden uit de praktijk.
Bij patiënten die peritoneaal dialyse ondergaan is peritonitis een frequent voorkomende complicatie die ernstig kan verlopen. Bij het overlijden van patiënten die peritoneaal dialyse ondergaan, speelt bij meer dan 15% van de patiënten peritonitis een belangrijke rol. Daarnaast leidt peritonitis tot het verminderd functioneren van het peritoneaal membraan, waardoor uiteindelijk vaak geswitcht moet worden naar hemodialyse. In 2020 is de nieuwe richtlijn Peritoneaal Dialyse gerelateerde infecties verschenen. In deze cursus zullen we de highlights hiervan laten passeren.
Extreme polyfarmacie is een groot probleem bij patiënten met chronisch nierfalen. Ze gebruiken gemiddeld dertien verschillende geneesmiddelen, waarbij per patiënt circa vier geneesmiddelgerelateerde problemen aanwezig zijn. Dit kan variëren van bijwerkingen, innameproblemen, therapietrouw tot interacties. Bij het uitvoeren van een medicatiebeoordeling kunnen geneesmiddelgerelateerde problemen worden opgespoord en indien mogelijk worden opgelost. Hierbij spelen de farmaceutische anamnese en analyse een belangrijke rol. In deze cursus zullen we ingaan op de uitvoering van medicatiebeoordelingen bij patiënten met chronisch (eindstadium) nierfalen en voorbeelden geven van de uitvoering hiervan. Daarnaast zullen diverse medicatiegerelateerde problemen aan bod komen in te bespreken casuïstiek.
Naast hemo- of peritoneaaldialyse als nierfunctievervangende therapie, is ook niertransplantatie een vorm van nierfunctievervangende therapie, waarbij de uitkomsten voor de patiënt in het algemeen veel gunstiger zijn. In deze cursus zal de behandeling van patiënten na een niertransplantatie worden besproken van de periode direct na transplantatie tot de jaren erna. Hierbij zullen ook voorbeelden van zorgpaden worden gedeeld.
Leerdoelen:
De cursist is na het volgen van deze cursus in staat om:
• Interacties bij dialysepatiënten op correcte wijze te beoordelen en deze adequaat af te handelen
• Bij interacties de beperkingen van het medicatiebewakingssysteem te herkennen
• De richtlijn mineraal-botstoornissen toe te passen bij (de advisering over) patiënten met chronisch nierfalen en na niertransplantatie
• Een start te maken met of uitbreiding te geven aan de rol van medebehandelaar voor nefrologische patiënten in de eigen organisatie, bijvoorbeeld door het uitvoeren van medicatiebeoordelingen of het deelnemen aan multidisciplinair overleg
• Medicatiebeoordelingen uit te voeren bij dialysepatiënten op een manier die bij de eigen organisatie past met inachtneming van de veelvoorkomende valkuilen
• Te adviseren t.a.v. de meest gebruikte middelen bij solide orgaan transplantatie, specifiek voor preventie van afstoting, rejectiebehandeling en profylaxe van infectie
• Een (voorbeeld) zorgpad van de post-transplantatiepatiënt te beschrijven en evt in te richten.
09.00 uur Ontvangst
09.30 uur Medicatiebeoordeling (Inge en Ciske)
10.15 uur Casusbeoordeling (1 casus, Inge); in groepjes
11.00 uur Koffiepauze
11.15 uur Nabespreking casus (plus uitwerking interacties)
12.15 uur Richtlijnen MBD + interventie fosfaatbinders (plus mentimeter) (ciske)
13.00 uur Pauze
13.45 uur Nefroloog: post-transplantatiebeleid
14.15 uur Herman Veenhof: rol van apotheker bij transplantatie
14.45 uur Casusbespreking in groepjes (casus transplantatie)
15.30 uur Nabespreking (casus met rol van apotheker)
16.00 uur Werkvorm richtlijn peritonitis: mentimeter: presentatie richtlijn (ciske)
16.30 uur Afronding