Overgevoeligheid voor voedsel; allergie of intolerantie

Een allergische reactie kan leiden tot typische symptomen, zoals een loopneus, niezen, rode en tranende ogen, benauwdheid, huiduitslag, opgezwollen tong en buikpijn. Allergie is deels erfelijk bepaald, maar ook omgevingsfactoren spelen een rol.

Sommige mensen zijn allergisch voor bepaald voedsel, anderen zijn overgevoelig. Wat is het verschil? Voedselintolerantie lijkt sterk op voedselallergie. Voedselintolerantie wordt ook wel niet-allergische voedselovergevoeligheid genoemd. Bij deze vorm is het afweersysteem niet direct betrokken. Meer dan 10% van de bevolking denkt een al dan niet allergische voedselovergevoeligheid te hebben, terwijl dit maar bij 4% ook daadwerkelijk aangetoond kan worden. Bij zuigelingen gaat het vrijwel altijd om een koemelkallergie, die vaak al in de eerste levensmaanden tot uiting komt. Na de introductie van bijvoeding komen vooral allergieën voor ei en pinda voor.

De cursus Allergie of intolerantie gaat in op de soorten allergie en de verschillen tussen allergie en intolerantie. In de cursus wordt aandacht besteedt aan de anamnese, diagnostiek, screening, slgE-onderzoek, componentenonderzoek en ISAC-array.

Volgende onderwerpen worden behandeld:

  • de voor- en nadelen van in vitro onderzoek ten opzichte van priktesten en plakproeven;
  • de kwaliteit en reproduceerbaarheid van allergietesten;
  • kruisreacties tussen verschillende voedingsmiddelen;
  • goede websites voor informatie over voedselovergevoeligheid;
  • de beste aan pak voor allergieonderzoek;
  • de therapeutische mogelijkheden zijn voor de verschillende soorten allergie.

Met behulp van casuïstiek worden praktijksituaties besproken, waarbij er volop ruimte is voor discussie.

Na afloop van de nascholing kunt u het geleerde meteen toepassen in uw eigen praktijk.

Deze cursus is ontwikkeld in samenwerking met dr. Jan van der Weide, klinisch chemicus.

Leerdoelen

Na het volgen van deze nascholing:

  • Bent u op de hoogte van de wetenschappelijke stand van zaken betreffende allergie.
  • Weet u hoe u tot een aanvraag voor onderzoek komt en hoe u een uitslag moet interpreteren.
  • Kunt u omgaan met websites en bent u in staat zaken op te zoeken om met andere zorgverleners te communiceren.
  • Weet u welke farmacotherapeutische mogelijkheden er zijn voor de verschillende soorten allergie.
Programma

Het programma is 3 uur en bevat de onderdelen:
Achtergrond van allergie, intolerantie en diagnostiek
Omgaan met patiënt die (mogelijk) allergische klachten heeft
Oefenen aan de hand van casuïstiek 
Therapeutische mogelijkheden